
Geprint vanhttps://www.tuinadvies.be/plantengids/362/aquilegia-hybride
Latijnse naam | Aquilegia hybride |
Plantennaam | Akelei |
Familie | Ranunculaceae |
Soort gewas | Vaste planten |
Groeihoogte max. | 50 - 70 cm |
Bloeikleur | Rood, Wit |
Bloeimaand | Mei, Juni |
Bladkleur | Blauwgroen |
Wintergroen | Bladverliezend |
Winterhardheid | Goed winterhard |
Standplaats | Zon, Halfschaduw |
Habitat | Droge bodem, Normale bodem |
PH bodem | Neutraal |
Speciale kenmerken | Snijbloem |
Sierlijke mooie planten voor alle tuingronden, liefst niet te nat en niet te winderig plaatsen.
De gelobde bladeren hebben een blauwachtig groen.
Aan de top en de zijstengels staat de geknikte bloem.
Enkele cultivars:
'Kristall' wit
'Silver Queen' wit
'Crimson Star' karmijnrood+wit, winterbescherming nodig
'Nora Barlow' wit, dubbelbloemig, bloeirijk
DE AKELEI DE AKELEI
Dürer
Toen hij het kleine plantje vond,
boog hij aandachtig naar de grond
en dan, om wortels en om mos
groef hij de fijne aarde los,
voorzichtig – dat zijn hand niets schond.
Behoedzaam rondom aangevat
droeg hij het langs het slingerpad
van bos en akker voor zich uit,
en schoof het thuis in 't licht der ruit
zoals hij het gevonden had.
Dan, fluitende en welgezind
mengde hij zoekend eerst de tint;
diepblauw en zwart ineengevloeid,
met enk'le druppels rood doorgloeid,
dat het tot purper samenbindt.
En uur na uur trok stil voorbij;
zó diep verzonken werkte hij,
dat het hem soms was of zijn hand
de vezels tastte van de plant –
zo glanzend kwam de omtrek vrij.
Totdat het gaaf te prijken stond:
de wortels scheem'rend afgerond,
het uitgesprongen groene blad
scherp in zijn karteling gevat
tegen de lichte achtergrond;
de bloemkroon purper violet,
de hokjes om het hart gebed
en boven de geknikte steel
de honingsporen, het juweel
vijfvlakkig: kantig neergezet.
In 't vallend donker toefde hij
nog dralend bij zijn akelei;
dan, in het laatste licht van 't raam
schreef hij de letters van zijn naam
en 't jaartal glimlachend erbij.
Een prachtige bloem.....heel sereen en zo mooi....
Dürer
Toen hij het kleine plantje vond,
boog hij aandachtig naar de grond
en dan, om wortels en om mos
groef hij de fijne aarde los,
voorzichtig – dat zijn hand niets schond.
Behoedzaam rondom aangevat
droeg hij het langs het slingerpad
van bos en akker voor zich uit,
en schoof het thuis in 't licht der ruit
zoals hij het gevonden had.
Dan, fluitende en welgezind
mengde hij zoekend eerst de tint;
diepblauw en zwart ineengevloeid,
met enk'le druppels rood doorgloeid,
dat het tot purper samenbindt.
En uur na uur trok stil voorbij;
zó diep verzonken werkte hij,
dat het hem soms was of zijn hand
de vezels tastte van de plant –
zo glanzend kwam de omtrek vrij.
Totdat het gaaf te prijken stond:
de wortels scheem'rend afgerond,
het uitgesprongen groene blad
scherp in zijn karteling gevat
tegen de lichte achtergrond;
de bloemkroon purper violet,
de hokjes om het hart gebed
en boven de geknikte steel
de honingsporen, het juweel
vijfvlakkig: kantig neergezet.
In 't vallend donker toefde hij
nog dralend bij zijn akelei;
dan, in het laatste licht van 't raam
schreef hij de letters van zijn naam
en 't jaartal glimlachend erbij.
dinsdag 14 juni 2016 - 00:10