menu
Tuinadvies

https://www.tuinadvies.be   /    dinsdag 19 maart 2024

Wilgenbast als natuurlijke pijnstiller

Van de jonge wilgentakken worden sinds eeuwen manden gevlochten. Maar bast en hout hadden nog een andere functie. In de volksgeneeskunde kende men de wilg als middel tegen pijn. In oude kruidenboeken van de Grieken Hippokrates en Dioskurides werden wilgenpreparaten als middel tegen koorts beschreven. Omdat wilgen in vochtige gebieden met veel muggen groeien, dacht men ook een middel te hebben tegen malaria. Het hielp!

Geneeskrachtige werking

De belangrijkste geneeskrachtige stof werd in 1828 ontdekt. Deze stof bestaat uit bitter smakende kristallen, de salicine. In iets veranderde vorm als salicinezuur was het een werkzaam middel tegen pijn, helaas met sterke bijverschijnselen zoals braakneigingen en maagbloedingen. Pas in 1897 vond Felix Hoffman een manier, om het medicament verdraaglijker te maken. Hij veranderde het in azetylsalizylzuur, het ASS. Dat werd aspirine, een middel tegen koorts, pijn en ontstekingen en zelfs om een hartinfarct te voorkomen. Intussen wordt deze stof synthetisch vervaardigd.

Plantaardige pijnmiddelen zijn vaak beter door het menselijke lichaam te verdragen dan synthetische. De wilg is niet overbodig geworden. Hij wordt tegenwoordig in plantages verbouwd om van bast en hout een natuurlijk pijnmiddel te vervaardigen.

Dit plantaardige pijnmiddel is voor alle patiënten geschikt, die bij chronische ziektes, b.v. artrose, regelmatig pijnmiddelen moeten slikken.
De meest eenvoudige manier om van de wilg een medicijn te maken tegen verkoudheid en koorts, is het zetten van thee uit wilgenbast. Voor de bestrijding van pijn zit er in de thee te weinig werkende stof.

wilgenbast. thee maken van wilgenbast

Botanische informatie over de wilg

In Nederland is de wilg één van de meest voorkomende boomsoorten. Wilgen en populieren horen tot dezelfde familie, de saliaceae. Ze lijken ook op elkaar. Beide hebben enkelvoudig blad en eenslachtige bloemen, de katjes. Beide houden van lage, vochtige gronden. In dit artikel zal ik enkele van de vele wilgensoorten kort beschrijven, zodat je ze op je wandelingen een beetje uit elkaar kunt houden. De meeste soorten komen in het wild voor, behalve de treurwilg die meestal in parken aangeplant wordt. Maar er zijn ook kleine soorten die voor tuinen geschikt zijn. Naast bomen zijn er hoge en lage heesters en zelfs kruipende bodembedekkers.


Behalve in Australië komen de 400 à 500 wilgensoorten die we kennen op alle continenten voor met de grootste concentratie op het noordelijke halfrond.

Het woord wilg is afgeleid van het Angelsaksische welig wat te maken heeft met buigzaamheid. Anderen beweren dat wilg en weide van het oud-Hoogduitse wida of het Latijnse vieo (=vlechtwerk) afstammen. Salix is afgeleid van het Oudindische salila wat water betekent. Andere Nederlandse namen voor de wilg zijn: sappeipenholt, warf, wedele, wie en fluitjeschijt.
De plaatsnamen Rodenrijs en Rijssen hebben hun naam waarschijnlijk te danken aan wilgenrijs.

De treurwilg (Salix alba)

Soorten

  • De schietwilg (Salix alba) kan ongeknot 28 meter hoog worden. De katjes zijn vrij dun, langwerpig, geelgroen in bloei en gesteeld. De onderzijde van het blad is zilverig behaard. De naam heeft te maken met de grote productie van jong schot. De treurwilg is een variëteit van de schietwilg. Zijn takken zijn minder bros en buigen mee met de wind.
  • De kraakwilg (Salix fragilis) heeft takken die weinig buigzaam zijn en bij het afbreken een kraakgeluid maken. Het is een forse boom met een open kroon. De katjes zijn ovaalvormig met een spits puntje. Omdat hij later bloeit dan de andere wilgen, wordt hij tot de zomerwilgen gerekend.
  • De grauwe wilg (Salix cinerea) valt op door de grijsgroene kleur van het loof. De onderkant van de bladeren is blauwgroen, bezet met viltige haren. De katjes zijn vóór de bloei vaak lakrood.
  • De grijze wilg (Salix eleagnos) kan ongeknot 20 meter hoog worden. Hij is ook als grote struik te vinden. De bladeren zijn zeer smal en lang. Hun onderzijde is witviltig behaard. De katjes zijn tot 5 cm lang, slank en een beetje gebogen.
  • De katwilg (Salix viminalis) heeft bijzonder buigzame twijgen. De katjes zijn opvallend helder zilverwit en staan prachtig in de vaas. De bladeren zijn lang en smal en aan de rand gekroesd. Zij is vooral thuis in grienden. De takken van de katwilgen worden om de 3 jaar gekapt, als bonenstaken verkocht, gebruikt voor het vlechten van manden of het vervaardigen van zinkstukken bij de aanleg van dijken. De katwilg groeit per jaar ca. 2 m.
  • De kruipwilg (Salix repens) is een struik. Hij wordt zelden hoger dan 1 m en komt voor op heidevelden en zandverstuivingen om daar verdere verstuiving tegen te gaan.
  • De water- of boswilg (Salix caprea) komt meestal voor als struik. De Latijnse naam betekent wilg die door geiten wordt gegeten. Typerend zijn de grote, ronde of ellipsvormige bladeren, die aan de onderzijde grauwwit behaard zijn. De katjes zijn voor de bloei bedekt met een zilverig zijden vachtje.
  • De bittere wilg (Salix purpurea) heeft dunne, stijve takken. Zij is een brede heester of kleine boom. Haar twijgen zijn roodbruin, de katjes geel en een beetje roodachtig.
  • De laurierwilg (Salix pentandra) kan 15 m hoog worden. De twijgen zijn sterk glanzend en roodbruin. Bijzonder is dat de langwerpige katjes pas na het uitlopen van de bladeren verschijnen .
  • De amandelwilg (Salix triandra) heeft kaneelkleurig schors die bij oudere exemplaren afbladdert. De bladeren zijn lang, spits en donkergroen. De katjes zijn slank en kegelvormig.
Terug naar boven icoon