Het betreft hier een 2de verhaal van
Alain Buffel die in 2004 Chili bezocht.
Spectaculaire beelden betreffende het landschap aldaar met zijn purperen woestijn,Tristerix aphyllens, Copiapoa in vol ornaat, Euphorbia, ... lezen maar.
De reportage werd getiteld door avonturier Buffel :
Over maretak, ondergrondse knollen, purperen regen en gouden balllen, ... een alternatief Chileens Kerstverhaal.
Het kerstseizoen komt eraan en om min of meer in de stemming te blijven wil ik het hier graag even hebben over een deel van mijn Chili reis uit het najaar van 2004.
Het eigenlijke verhaal begint aan de bar van de Duinse Polders in Blankenberge tijdens de ELK van 2003. Ik sta er een biertje te drinken met Marlon Machado, een Braziliaanse jongeman die zich aan het voorbereiden is op zijn studies plantenkunde in Zurich, Zwitserland en een vage Brits/Nederlandse kennis die luistert naar de naam Paul Klaassen. Naar mate het bier vloeit worden de verhalen avontuurlijker en de anecdotes straffer . Ik vertel er hen onder andere over mijn maandlange trektocht met rugzak doorheen Cuba op zoek naar Melocactussen eerder dat jaar.
Blijkbaar is daar toch wat van blijven hangen want enkele weken later krijg ik een mail van Paul Klaassen (PK) waarbij hij me uitnodigt om samen met hem en enkele vrienden erop uit te trekken naar de Atacama woestijn in Chili eind 2004. Ik vraag 24 uur bedenktijd en zeg toe. We spreken af om na het boeken van onze vlucht de details te bespreken tijdens de ELK van 2004, enkele weken voor onze afreis naar Santiago de Chile. Tussen pot en pint schuiven twee andere Nederlanders een stoel bij. Marijke (MH) en Bart Henschel (BH), deze twee heel lieve mensen vertellen ons dat onze en hun reisdata elkaar gedeeltelijk overlappen en ze vragen of ze een stukje kunnen meereizen tijdens het Chili avontuur. Geen bezwaar, we spreken af elkaar te ontmoeten rond half oktober in het mijn- en havenstadje Taltal.
Paul vraagt me ook wat ik in elk geval zou willen zien tijdens deze reis. Wetende dat PK een groot Copiapoa liefhebber is besef ik dat ik hem op dat terrein onmogelijk kan overtroeven en half grappend vertel ik hem dat ik heel graag cactusvogellijm zou willen zien en de legendarische Euphorbia copiapina (ik ben al heel lang een Euphorbia liefhebber en wens dit niet te verloochenen in functie van wat toch hoofdzakelijk een Copiapoa reis zal worden) . Omdat PK niet vertrouwd is met het woord vogellijm, vertel ik hem dat dit het Vlaamse woord is voor maretak, aka mistletoe. Grijnzend zegt hij dat deze beruchte Tristerix aphyllus alomtegenwoordig is op Tricocereus chilensis (nu Echinopsis chilensis) maar dat ik zonder precieze gps locatie nooit of te nimmer Euphorbia copiapina’s zal kunnen vinden.
Half teleurgesteld zeg ik hem dat Frank Vincent’s Euphorbia site gewag maakt van ‘sanddunes around the city of Copiapo’. PK heeft er geen goed oog in en verklaart deze omschrijving als ruim onvoldoende vanwege de enorme hoeveelheid duinen rond betreffende stad. Geen nood, ik weet immers dat ons een fantastische tijd staat te wachten in de droogste woestijn op aarde. De Atacama wordt immers ‘El desierto del desiertos’ genoemd.
PK en een oudere Britse vrouw, Anne Adams (AA) vertrekken uit Londen, Heathrow in de namiddag op 30 september terwijl ik ongeduldig sta te popelen aan de incheckbalie van de luchthaven in Brussel. Eerder die dag werd immers voor het eerst in de vaderlandse geschiedenis Brussels Airport volledig platgelegd omdat er werd beslist dat het Europese HQ van de pakjesdienst DHL zou verhuizen van Brussel naar Duitsland, DHL is op dat moment al een poos een dochterbedrijf van Deutsche Post dus die verhuis was al bij al nogal voorspelbaar ondanks de politieke commotie daarover in ons land.
Gelukkig wordt in de late namiddag de staking beëindigd en aldus ontmoeten we elkaar bij het inchecken na overstap in de luchthaven van Frankfurt A.M.
Wanneer we in Chili zijn aangekomen rijden we met onze huurauto vanaf Santiago naar het noorden. Het wordt er steeds droger en reeds op dag twee zie ik er voor het eerst Tristerix aphyllus welig tieren op een Tricocereus chilensis wanneer ik even mijn benen strek terwijl PK onze wagen voltankt, we zijn nu op weg van Pichidangui naar Vallenar.
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
Deze parasiet is hier in zijn vruchtstadium te zien en dat betekent dat de met bessen bezaaide Trichocereus gedoemd is om de Tristerix aphyllus in zijn meterslange lijf te gedogen.
Parasieten komen wel meer in de plantenwereld voor, maar deze Tristerix is echt een buitenbeentje, al was het maar omdat cactussen zo goed als immuun zijn voor plantaardige parasieten, niet zo met dit creatuur. Wanneer een zaadje van Tristerix aphillus op een T. chilensis kiemt breekt deze met zijn wortel door de epidermis van deze Trichocereus. Het wortelgestel van de parasiet wordt vanwege zijn specialisatie ook wel een haustorium genoemd.
(Het ons allen bekende meeldouw heeft ook zo’n haustorium waarmee het zijn voedsel ontrekt aan de bladeren van zijn gastheer.)
Wanneer dit haustorium erin slaagt om zich door de toch vrij taaie cactushuid te boren komt die in contact met het vlezige binnenweefsel van het slachtoffer. Omdat het zachte weefsel weinig tot geen weerstand biedt spreidt het haustorium zich moeiteloos uit tot het bij de vaatbundels van de plant is aanbeland.
Wanneer een parasiet er niet in slaagt om deze vasculaire kanalen te bereiken zal ze sterven omdat ze slechts waterige cellen vindt zonder voedzame suikers . De parasiet sterft dan door uithongering.
Niet zo met Tristerix aphyllus uit de familie van de Loranthaceae. Deze vindt zijn weg binnenin tot op de vaatbundels. Het haustorium heeft als eigenschap steeds naar de donkerste plek te groeien wat hem zonder uitzondering richting cactus leidt en niet zomaar in alle richtingen zodat geen nodeloze energie verloren wordt.
Wanneer het haustorium tenslotte de cortex van zijn gastheer bereikt gebeurt er iets eigenaardigs. De parasiet sterft ogenschijnlijk. Het is een parasiet en had dus nooit de mogelijkheid om na kieming tot een volwaardige plant uit te groeien zonder gebruik te maken van zijn gastheer. Het enige dat het kon doen en ook deed was een aantal van die haustorium cellen in de cactuscortex zien ‘te smokkelen’. Dan verandert de parasiet van tactiek. De paar cellen die ze in de cortex wist te brengen beginnen zich te vermenigvuldigen en zo wordt een netwerk van cellen gevormd in de Tricocereus tot deze de suikerrijke vasculaire bundels bereiken. Nu de Tristerix cellen voedsel hebben aangeboord beginnen ze exponentieel te groeien in de gastheer. Dit doet ze zo voortreffelijk dat de cactus geen weerstand biedt en er nooit verkurking of een andere vorm van necrose werd vastgesteld bij onderzoek van aangetaste planten. Na de exponentiële groei komen de cellen voor hetzelfde probleem te staan als bij de weg naar binnen. Wanneer de haustoriumcellen aan de binnenzijde van de cactus tegen het epidermis beginnen te drukken vormen ze er zich om tot een klonterig bundeltje cellen ter grootte van een erwt. Deze ‘erwt’ verhoogt de druk tegen de cactushuid door te groeien tot ze er uiteindelijk doorheen weet te breken. Nu breken de bloemen van de parasiet doorheen deze openingen in de cactushuid en begint zo aan haar bloei. Vogels worden aangetrokken door de bloemen, bevruchten deze, eten van de vruchten en verspreiden deze zaden na doortocht door hun darmstelsel op een volgend slachtoffer dat op zijn beurt wordt geïnfecteerd. Na de bloei en de vruchtzetting sterft het uitwendige deel van Tristerix aphyllus af terwijl het inwendige deel overleeft en zich voorbereidt op een volgende cyclus. Er wordt verondersteld dat de parasiet zijn uitwendige deel laat afsterven omdat door verdamping de gastheer te veel energie zou verliezen en dat door het laten afsterven van dat uitwendige deel de Tricocereus chilensis voor uitdroging wordt behoed. Wanneer de gastheer sterft pleegt een parasiet immers zelfmoord. Bij erg milde en vochtige zomers werd wel vastgesteld dat Tristerix soms zijn externe delen behield. Inmiddels mag ook blijken dat de meeste Trichocereusen hier erg gezond zijn en er zelf enkelen staan te pronken met bloemen
[afbeelding verwijderd niet-https]
Het is pas veel later, tijdens onze terugreis richting zuiden wanneer we rond Huasco op zoek gaan naar een toendertijd pas beschreven nieuwe Copiapoa soort dat we oog in oog komen te staan met net in knop gekomen, bloeiende evenals tegelijk bloemen en vruchtendragende Tristerix aphyllus exemplaren.
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
Episode 2:
Wat ons meteen opvalt wanneer PK en ikzelf om beurt met onze trouwe Toyota hilux langs de Panamerica snelweg razen is dat de Atacama dit jaar erg veel vocht lijkt te hebben ontvangen.
Wanneer we op weg zijn van Vallenar naar Chanaral gooien we net buiten de stad Copiapo nogmaals onze benzinetank vol. We lachen er om het reclamebord dat er in raar Engels vertelt dat niets onmogelijk is. ‘Impossible is nothing’ wordt ons motto tijdens deze reis maar blijkt later ook de officiële advertentie campagne van Adidas te zijn geworden.
[afbeelding verwijderd niet-https]
Terwijl ik naast het tankstation even verpoos met AA en PK bij een ijsje en een frisdrank
[afbeelding verwijderd niet-https]
probeert PK mij nogmaals duidelijk te maken hoe belachelijk mijn informatie is betreffende de vindplaats van Euphorbia copiapina. Inderdaad, de stad lijkt omzoomd door heel hoge zandduinen, zover het oog reiken kan :
[afbeelding verwijderd niet-https]
Eerder die dag, tussen Vallenar en Copiapo, had ik dikwijls de ruitenwissers van onze Toyota hilux moeten opzetten vanwege het miezerige weer, nu eens motregen, dan weer een mistbank verhinderen ons om voluit te gaan. AA die op de achterbank zit te doezelen schrikt wakker wanneer ik plots rem en met mijn elleboog PK aanpor die naast mij zit. Ik gebaar met een hoofdbeweging naar rechts en ook hij schiet meteen wakker wanneer hij ziet wat ik aanwijs. Voor onze eigenste ogen verandert een bruine kale heuvel naast de snelweg in een oogverblindend purperen bloementapijt. Miljoenen Calandrinia’s uit de Posteleinfamilie openen tegelijk hun purperen bloemen. PK vertelt me dat we de vorige avond waarschijnlijk net dat glaasje teveel Chileense Chardonnay hebben achterover geslagen. Wanneer hij ‘pull over man’ roept ga ik nogmaals in de rem en parkeer onze wagen op de pechstrook naast de snelweg.
PK, altijd bereid tot een woordspeling en een witz, zegt me nadat we minutenlang naar dit fenomeen hebben gestaard dat hij nu begrijpt waar Jimi Hendrickx zijn inspiratie heeft gehaald voor zijn lied ‘Purple haze’.
Mijn wederwoord is dat gezien de natte weersomstandigheden dit mij meer doet denken aan de klassieker van Prince, namelijk ‘Purple rain’
Kibbelend als overjaarse pubers, lopen we de heuvel op om dit van dichterbij te gaan bekijken.
Later leren we in Taltal van een Amerikaanse botanicus met internationale faam, die dit fenomeen met zijn privé-vliegtuig is komen onderzoeken ,dat zulks maar zelden gebeurt. Zijn wij weer even ‘lucky bastards’ of niet tijdens deze wonderreis?
(Wanneer ik later, net voor onze terugvlucht naar huis de bookshops op de luchthaven van Santiago afloop vind ik er een boek over de planten en bloemen van de Atacama waarin dit verschijnsel van de plots bloeiende Calandrinia’s op haast lyrische wijze wordt beschreven; citaat : “ Las flores del desierto dejaron caer sus semillas en las arenas, donde durmieron por anõs, basta que El Niño las besõ con una lluvia generosa y despertaron “
Ook al spreek ik de Spaanse taal niet, ik probeer er toch dit van te maken in het Nederlands :
In de woestijn begraven de bloemen er hun zaden waar ze vele jaren slapend zullen rusten tot ze er wakker gekust worden door de genereuze malse regens van het El Niño fenomeen. 't Is aan Pieter of zijn schone Peruviaanse madam om hier iets beters van te maken
Eat your heart out Doornroosje J )
En dan nu eindelijk de foto’s van dit ongewone fenomeen :
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
Episode 3:
Rond Taltal, een kleine stad aan de kust temidden de barre woestijn staan een hoge concentratie aan Copiapoa soorten die allen te bezoeken zijn in een dagrit mits degelijk 4 X 4 vervoer.
[afbeelding verwijderd niet-https]
Omdat PK en ikzelf in het internetcafé bericht hebben gekregen van MH & BH dat ze er over een paar dagen aankomen en ons zullen contacteren met hun iridium telefoon besluiten we alvast de diverse Copiapoa soorten te gaan opzoeken in de wijde omgeving. Ik wil vandaag dan ook graag stilstaan bij één van die daguitstappen.
Onmiddellijk ten noorden van Taltal ligt haaks op de kust een vallei, eigenlijk een kloof tussen de heuvels van het kustgebergte dat gekend is als de enige habitat van Copiapoa krainziana, namelijk de Quebrada San Ramon :
[afbeelding verwijderd niet-https]
PK waarschuwt AA en mezelf ervoor voldoende frisdrank en water mee te nemen want we zullen tijdens deze trip niets anders tegenkomen dan cactussen en hagedissen.
Wanneer we de wagen bij het strand parkeren lijkt een eenzame gier ons oplettend te volgen van op zijn uitkijkpost
[afbeelding verwijderd niet-https]
Ook al is het hier extreem droog, toch vinden we in de San Ramon vallei op verschillende plaatsen moerasachtige plekken, nooit meer dan enkele vierkante meters groot en met metershoge grassoorten. Blijkbaar wordt de ondergrondse watertafel, gevoed door het water uit de Andes hier tot op grondniveau omhoog gedrukt tussen de rotsen van het kustgebergte.
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
Al gauw zien we de eerste exemplaren van Copiapoa krainziana verschijnen
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
En dan komen we bij het enige bloemdragende exemplaar dat we vandaag zullen zien
[afbeelding verwijderd niet-https]
Even verderop zien we de tweede Copiapoa soort die in deze vallei groeit en die we meestal kennen onder Ritter’s naamgeving : C. eremophila. Tegenwoordig wordt deze beschouwd als een bergvorm van C. haseltoniana
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
Kleinere exemplaren ‘zaailingen …’ vinden we sporadisch tussen rotsspleten
[afbeelding verwijderd niet-https]
Dan staan we weer oog in oog met heel oude C. krainziana planten
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
Om dan weer ‘zaailingen’ van beide soorten in dezelfde barst van een rotsblok te zien. Ik heb er even mijn polshorloge naast gelegd om een idee te krijgen over de grootte van deze plantjes.
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
Het enige dier dat we vandaag zullen zien is dit schuwe hagedisje
[afbeelding verwijderd niet-https]
De quebrada San Ramon is immers een heel desolate plaats met weinig begroeiing, kale rotsen met hier en daar ter versiering van het landschap een enkele pluk C. krainziana
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
We wandelen onder een verticale rotswand waarvan blijkt dat talloze C. krainziana in de barsten en spleten van die wand groeien
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
Na een lange warme dag is het ook voor getrainde cactusreizigers even op adem komen voor we besluiten om terug naar Taltal te rijden waar we een welverdiende douche nemen voor we gaan eten in het restaurant van Club Taltal.
[afbeelding verwijderd niet-https]
Episode 4 :
Ik spring enkele dagen vooruit met mijn verhaal, het is mijn absolute hoop om ooit gedurende mijn leven Euphorbia copiapina te zien te krijgen en het ziet er goed uit, zeer goed wanneer we op zoek gaan naar een Eriosyce soort in de duinen in de brede omgeving van Copiapo.
Euphorbia copiapina is een heel rare plant, summier beschreven door R.Philippi in zijn bekende werk ‘Reise durch die Wüste Atacama‘ uit 1860. Deze plant vormt een raapvormige ondergrondse knol die daar soms jarenlang onaangeroerd en in slaaptoestand ligt te wachten op een zeldzame regenbui. Pas dan stuwt ze enkele spaarzame groene takken tot boven het aardoppervlak waar ze in een zeer korte periode voor het nageslacht dient te zorgen. In een periode van enkele dagen, maximaal weken worden de cyatha gevormd met meteen daarna drie snel rijpende zaden per vrucht die na kieming opnieuw een onderaards knolletje vormen.
In de zandwoestijn rondom Copiapo staan net als tijdens onze ‘Purple rain’ ervaring ook hier de woestijnbloemen volop in bloei zover het oog reiken kan. De Calandrinia’s die we eerder zagen zijn hier niet alleen purper maar een bonte mengeling van gele, rode, roze, witte en uiteraard ook purperen exemplaren:
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
Terwijl Anne, Bart en Paul overleg plegen bij een kaart op een van onze Hilux-wagens
[afbeelding verwijderd niet-https]
loop ik door de knieën gezakt één van de vele zwartwit gekleurde grote kevers na die in groten getale doorheen het zand spurten
[afbeelding verwijderd niet-https]
Paul, Anne en Marijke gaan rechts van de zandpiste op onderzoek terwijl Bart en ikzelf links van dat pad gaan wandelen. Terwijl we neus op de grond gericht tussen de Calandrinia’s lopen te zoeken is het al na enkele meters prijs, daar staat er één te blinken in al zijn pracht, om heel zeker te zijn breek ik snel een takje af en daar komt het typerende Euphorbia latex uitgedruppeld, we hebben ze dus gevonden, dit juweeltje :
[afbeelding verwijderd niet-https]
Driftig beginnen Bart en ik met onze handen rond de groene bovengroei te graven om ons ervan te vergewissen dat het hier wel degelijk over het knolgewas gaat waar we op hopen.
[afbeelding verwijderd niet-https]
Minuten later staan we met het kleinood tussen onze vingers recht en kijken elkaar kijken elkaar breed glimlachend aan
[afbeelding verwijderd niet-https]
Ik draai me om wanneer ik Paul vanuit de verte hoor brullen : ‘EUPHORBIA’S !’
De man komt naar ons toegelopen met de melding dat hij met zijn hand over een plantje heeft gewreven en dat zijn handpalm in blaren was getrokken vanwege zijn gekende gevoeligheid voor het irriterende Euphorpbia sap.
Grijnzend toon ik hem wat Bart en ikzelf hebben uit de grond gehaald en met mijn meest brede glimlach antwoord ik hem ‘ in sanddunes around Copiapo. Er blijken vele honderden E.copiapina’s aan hun reproductieve periode te zijn begonnen wanneer we het zandveld verder onderzoeken. Wat mij betreft kan deze reis al niet meer stuk en er komt meer, onverwacht veel meer wanneer we morgen met ons vijven via een nationaal park naar Huasco trekken.
Episode 5 :
’s Anderendaags vertrekken we al vroeg in de ochtend richting NP Llanos de Challe. De weg vinden in Chili is niet altijd vanzelfsprekend omdat we er dikwijls aankondigingen zien van deze soort
[afbeelding verwijderd niet-https]
Later die voormiddag komen we dan toch aan de ingang van het grote nationale park
[afbeelding verwijderd niet-https]
Na onze verplichte registratie (een mens weet maar nooit wat ons kan overkomen in dit reusachtige park)
[afbeelding verwijderd niet-https]
probeert de parkranger aan Marijke uit te leggen welke richting we moeten volgen om te zien waar we voor zijn gekomen, namelijk de grootste en meest indrukwekkende Copiapoa soort, C. dealbata.
[afbeelding verwijderd niet-https]
Al snel komen we de eerste grote groepen vormende C. dealbata tegen, de grootste concentraties groeien net achter de kustlijn van de Stille oceaan
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
heel af en toe staat er een bloem open op deze impressionante reuzengroepen
[afbeelding verwijderd niet-https]
Net als wij allen gaat ook Bart door de knieën voor deze prachtige planten
[afbeelding verwijderd niet-https]
Ten noorden van de stad Huasco staan wij in volle verwondering wanneer we plots bij een ons totaal onbekende, geheel verschillende Euphorbia staan. Dit is duidelijk geen Euphorbia copiapina, daarvoor verschilt de bladvorm te erg van de eerder geziene planten. Geen van ons weet welke soort dit wel mag zijn :
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
Ook hier probeer ik een exemplaar uit te graven en al snel blijkt dat deze Euphorbia een veel grotere langwerpige onderaardse knol heeft dan de E. copiapina die we eerder zagen.
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
Van deze Euphorbia soort bestaan er twee verschillende vormen, de hierboven getoonde soort die ten noorden van Huasco groeit met grotere groene bladeren en de volgende dag vinden we zowaar de nog zeldzamere vorm ten oosten van Huasco met smallere, kleinere en veeleer purperen bladeren :
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
Na onze reis sta ik te popelen om uit te zoeken wat we nu wel gezien mogen hebben, ook en vooral omdat Paul had aangekondigd dat hij graag een artikel wou publiceren over onze ontdekkingen. Daarom stuur ik een mail naar professor Buddensiek met onze bevindingen en foto’s van de geziene planten. Hij antwoordt me dat hij hier niets van af weet maar belooft me in zijn kennissenkring te vragen wie weet wat we gezien mogen hebben. Enkele weken later stuurt hij me een bericht dat hij in Berlijn iemand heeft gevonden die al zijn hele leven in de ban blijkt van ondergrondse Euphorbia’s uit de Chileense Atacama woestijn. Hij vertelt me erbij dat Wolfgang Ewest helaas geen email adres heeft maar hij bezorgt me wel zijn postadres. Gewoon geworden aan het bliksemsnelle email verkeer valt het me zwaar om met laatstgenoemde via het ouderwetse briefschrijven te communiceren, maar alles komt al gauw goed. Na enkele weken over en ’t weer geschrijf stuurt de heer Ewest mij een exemplaar van een mij tot dan toe ongekende tijdschrift, Avonia, waarin hij een artikel heeft gepleegd over deze uitzonderlijke groep van de wolfsmelkfamilie. Ik scan dat artikel in en mail deze door naar PK die zo eindelijk de naam kent van ons onderaardse juweel uit Huasco. Blijkbaar zijn wij de uitverkoren getuigen geweest van de bovengrondse bloei en vruchtzetting van beide vormen van Euphorbia thinophila ! Ook deze werd door Philippi beschreven in 1873 (in de analen van de universiteit van Chile boek 43) om daarna zo goed als vergeten te zijn geworden in de plantenliteratuur.
Episode 6: Over de gouden ballen :
Ik spring opnieuw enkele dagen voorwaarts gedurende onze reis uit 2004. Een melancholisch gevoel overvalt me wanneer we steeds verder naar het zuiden rijden want we zijn inmiddels drie weken op stap en het einde van ons avontuur komt snel dichterbij. Paul heeft een klein vakantiepark uitgekozen aan de kust waar hij gedurende een eerdere Chili reis reeds heeft verbleven. De bungalow ruikt er onfris. Het Chileense vakantieseizoen moet nog beginnen en het park is op ons na dan ook leeg.
Terwijl ik mijn bagage probeer te herpakken met het oog op de terugreis naar Europa lopen Paul en Anne wat rond in de nabije omgeving. PK komt enthousiast binnengestormd en vraagt of ik zijn ‘golden balls’ al heb gezien. Vragend kijk ik op en hij maakt me duidelijk dat de parkeigenaar twee voetbalgrote Eriosyce aurata’s in een bloempot heeft staan ter versiering achter onze cabaña.
Weet je wat zegt hij als zijn steeds enthousiaste zelf, morgen gaan we nar Fray Jorge naar de grootste golden balls van de hele wereld gaan kijken.
Het Nationale Park Fray Jorge is uitgeroepen tot werelderfgoed omdat deze plaats een restant originele dichte begroeiing bevat die heden alleen nog in het veel vochtigere en koelere zuiden van Chili voorkomt.
We vertrekken ’s anderendaags naar dat NP en onderweg worden we opgehouden door een kudde schapen die de grasbermen afgraast. De vegetatie is hier erg rijkelijk en in schril contrast met wat we totnogtoe gezien hebben in noordelijk Chili.
[afbeelding verwijderd niet-https]
Struiken en éénjarige planten bedekken hier elke vierkante decimeter van de bodem tussen de vele Trichocereusen.
Een bord wijst ons de weg naar de ingang van het park.
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
Kort daarop zien we de eerste Puya’s, sommige bloeiaren zijn uitgebloeid en stervende, sommige zijn in volle bloei. Puya is een Zuid Amerikaans plantengeslacht uit de familie van de Bromeliaceae dat in de nabijheid van het Andesgebergte gedijt. Typerend voor dit geslacht is de groene bloemkleur evenals het feit dat de plant afsterft na de bloei. Ik heb een zwak voor groene bloemen en kijk dan ook met ingehouden adem naar deze schitterende planten.
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
De bloeiwijzen van deze Puya chilensis worden gemakkelijk tot twee meter hoog. Eer het zo ver komt is de plant echter al gauw zo’n twintig jaar oud. (Zelf heb ik sedert een paar jaar een jonge Puya mirabilis in de serre staan en ik hoop van harte lang genoeg te leven om die ooit in bloei te zien). Hier nogmaals de schitterende bloemen met een close-up
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
Nabij de ingang van het park zien we een Trichocereus (Echinopsis chilensis) met maar liefst tien geopende bloemen die door PK van dichtbij worden gekeurd :
[afbeelding verwijderd niet-https]
[afbeelding verwijderd niet-https]
Met hier een close-up van de binnenzijde van de bloem
[afbeelding verwijderd niet-https]
We zien hier echter ook diverse Tricho’s die zijn aangetast door de parasiet Tristerix aphyllus. Een gewisse dood staat hun gastheer te wachten over enkele jaren.
[afbeelding verwijderd niet-https]
Net daarnaast meters van de ingangspoort van het NP staat die populatie erg oude heel grote ‘gouden ballen’. Ik ben echt blij dat PK er aan dacht me deze Eriosyce aurata’s te laten zien.
[afbeelding verwijderd niet-https]
Wat zijn deze dingen groot en bij nader onderzoek blijken ze zowat allemaal bedolven onder de zaden die verspreid liggen tussen de ribben. De vraag blijft uiteraard hoelang die zaden al op de planten liggen te wachten (weken, maanden of jaren?). Feit blijft dat deze zaden extreem moeilijk kiemen en weken na onze reis krijg ik een thesis van een Chileense student die deze planten laat kiemen na ze te hebben geweekt in zwavelzuur. Ik heb de test overgedaan en het werkt. Omdat onverdund zwavelzuur extreem gevaarlijk is wil ik er hier echter niet dieper op ingaan.
[afbeelding verwijderd niet-https]
Bij nazicht van een doorsnee plant blijkt deze een omtrek te hebben van ruim anderhalve meter !
[afbeelding verwijderd niet-https]
Paul had gehoopt om snel snel even de zaden van de plantenlichamen ‘ te stofzuigen’ tot blijkt dat de diameter van zijn stofzuiger kleiner is dan die van de E. aurata zaden. Net zoals ik moet hij dus zaadje per zaadje van de cactussen pulken om ze onder vrienden te verdelen
[afbeelding verwijderd niet-https]
Tot slot van mijn verhaal hier nog eens een prachtexemplaar van deze cactussoort. We zagen geen enkele jonge plant en weten met zekerheid dat dit een bedreigde soort is, dit vooral door zijn zeer moeilijke kieming. We zagen ook dode exemplaren.
[afbeelding verwijderd niet-https]
Met deze momentopnames uit een schitterende cactusreis wil ik elkeen prettige feestdagen wensen en bovenal een gezond 2009 . . .
Alle getoonde foto’s werden genomen met een Sony Mavica toestel (mijn eerste digitale fototoestel, werkend met een prehistorisch systeem waarbij een cd-schrijver in de camera was ingebouwd maar met een prima lens).
Geraadpleegde literatuur :
1) over de ondergrondse Euphorbia’s :
- The Euphorbia journal (deel 6, jaargang 1989) Succulent Euphorbia’s in Chile door Werner Rauh
- Persoonlijke correspondentie met Wolfgang Ewest en Volker Buddensiek
- Avonia (Heft 1, jaargang 1998) : Geophytische Euphorbien door Wolfgang Ewest
- Euphorbia World (volume 3, nummer 2 november 2007) : Geophitic Euphorbias from Chile door Wolfgang Ewest
2) over de kleine kortbloeiende Calandrinia’s en hun gedrag in slaaptoestand :
- persoonlijke gesprekken en contacten met prof. Michael Dillon
- Flora Silvestre de chile (1997) door Maria de la Luz Vial & Robinson Palma
- Flores silvestres chilenas / Mirando desde la III a la VI regiones (2003) door Jaime Alvarez & Mary Ann Streeter
3) over de cactus – parasiet Tristerix aphyllus :
- A cactus odyssey / journeys in the wilds of Bolivia, Peru and Argentina (2002) door James D. Mauseth; Roberto Kiesling en Carlos Ostolaza
4) over Copiapoa krainziana en Copiapoa haseltoniana ( de bergvorm gekend als C. eremophila uit Ritter’s boeken ) :
- Kakteen in Südamerika / vier banden (vanaf 1979(band 3 = Chile)) Friedrich Ritter
- Il Genere Copiapoa / piante Grasse special (1991) M.Meregalli & C.Donni
- The cactus file handbook
#4 / Copiapoa (1998) door Graham Charles
- Copiapoa in their environment (limited edition #185 / 1996) door Rudolf Schulz & Attila Kapitany
- Cactaceas en la flora silverstre de Chile (segunda edición revisida y aumentada 2004, Ediciones Claudio Gay ) door Adriana E. Hoffman & Helmut E. Walter
- Copiapoa 2006 (2006) door R.Schulz