Hugo
bron: tuinen van appeltern
Passiflora (passiebloem)
Algemeen
De passiebloem is afkomstig uit Zuid-Amerika, in het bijzonder uit Brazilië en Peru. De kruisingen uit de Tacsonia-groep komen uit Colombia. Hier worden voornamelijk twee soorten aangeboden. Passiflora caerulea met blauwwitte bloemen is een sierstruik. Passiflora edulis met lichtpaarse of –blauwe bloemen geeft eetbare vruchten. De kruisingen uit de Tacsonia-groep hebben vooral roze en rode bloemen. Alle passiebloemen zijn nauw aan elkaar verwant, en kruisbestuivingen ontstaan gemakkelijk. Alle struiken moeten geleid worden. Ze zijn in ons klimaat niet helemaal winterhard, en zijn ook nogal gevoelig voor een te natte of te voedzame standplaats. Dat maakt dat ze niet altijd even lang meegaan.
Verzorging
De P. caerulea kan als enige in de volle grond, dus in de tuin, geplant worden, maar heeft dan wat winterbescherming nodig bij strenge kou. Hij kan ook net als de andere soorten als kuipplant gekweekt worden, die binnen overwintert. In beide gevallen heeft hij een voorkeur voor lichte, luchtige en goed doorlatende grond. Op zwaardere gronden kan dan een royaal en diep plantgat gemaakt worden waarbij de aanvullende grond vermengd wordt met zand, compost en tuinturf. Voor aanplant in een pot of kuip kan gewone potgrond gemengd worden met zand en wat klei of leem. Verder om de drie tot vijf jaar verpotten.
Passiflora staat graag op een zonnige, beschutte plek, maar is vroeg in het voorjaar wat gevoelig voor een teveel aan zon. Planten die binnen overwinterd hebben kunnen daarom het beste op een bewolkte dag buiten gezet worden om zonnebrand te vermijden. Staat de plant in de zomer buiten in een pot of kuip dan moet er in de zomer regelmatig gegoten worden. Bij warm en droog weer moet zelfs flink gegoten worden. Om de 14 dagen kan wat kuipplantenmest gegeven worden, maar vooral niet te veel. Wanneer te rijk bemest wordt groeit de plant geweldig, maar zal hij weinig bloemen geven. In de herfst minder gieten, en geen mest meer geven. Voor de eerste nachtvorst moeten de planten naar binnen. Daar worden ze vrij koel, bij een temperatuur van 10 tot 15 graden Celsius, op een lichte plek neergezet. Tijdens de winter zeer spaarzaam gieten, in verband met het risico op verrotting en schimmelvorming. De kluit mag echter nooit helemaal uitdrogen. Staat de plant te donker dan kan hij zijn blad verliezen. Dat geeft niet, alleen moet er dan nog minder gegoten worden. Na half mei, als het risico op nachtvorst voorbij is, kan de plant weer naar buiten.
P. caerulea kan eventueel op een zeer beschutte plek buiten overwinteren. De basis van de plant kan dan ter bescherming ingepakt worden met stro, of met noppenfolie. Omdat noppenfolie niet ademt moet daarbij erg opgepast worden voor vochtophoping en schimmelvorming.
De meeste passiebloemen bloeien op het jonge hout, dat wil zeggen op de scheuten die dat jaar zijn gegroeid. Het kan overigens enkele jaren duren voordat de eerste bloemen verschijnen. In april, voordat de plant naar buiten gaat, kan hij gesnoeid worden. Eerst worden de dode scheuten er uit geknipt. Van de scheuten die overblijven worden 3 sterke scheuten geselecteerd, de andere worden bij de basis weggesnoeid. De geselecteerde scheuten worden vertikaal geleid, en eventueel ingekort. De nieuwe scheuten die zich hieraan ontwikkelen worden daarna in eerste instantie telkens getopt op 3 ogen of bladparen vanaf het hoofdgestel. Pas als de 3 basisscheuten de gewenste hoogte hebben bereikt mogen de zijscheuten ook weer doorgroeien. Die worden dan horizontaal aangebonden of geleid. Regelmatig toppen van de zijscheuten bevordert de bloei. Worden het er te veel, dan kan er ook uitgedund worden. Het is beter regelmatig te snoeien dan om ineens heel veel weg te knippen. Na een drastische snoeibeurt lopen sommige planten niet meer uit, of wordt alleen blad gegeven, zonder bloei. Bij een P. caerulea die in de tuin overwintert wordt de snoei vaak al door de natuur geregeld. Vaak vriezen de onbeschermde delen in de winter flink in. Als hij over een goed wortelgestel beschikt kan hij in het voorjaar op 50 tot 100 cm vanaf de grond afgeknipt worden, en opnieuw weer uitlopen. P. incarnata sterft ’s winters af, maar loopt als hij niet te diep bevroren is geweest, in het voorjaar weer vanuit de grond uit. Eventueel kan een stek binnen als reserve gekweekt worden voor het geval de plant de winter toch niet doorkomt. Overigens is dit verstandig voor alle passiebloemen: na een aantal jaren neemt de groeikracht af, en is de plant aan vervanging toe.
Al snel na de bloei zullen de eerste vruchten zichtbaar zijn. De rijping kan echter maanden duren, en lukt alleen tijdens lange, warme zomers. Is de zomer te koel of te vochtig dan zullen de vruchten vaak voortijdig afvallen. De vruchten (geel, oranje of paars) zijn rijp als de vruchthuid iets begint te rimpelen.
groetjes