Jah net toegekomen opt forum en de actieve dag gaat nog steeds door
De verschillen tussen de reciproke kruisingen bestaan inderdaad en zijn in hoofdzaak te wijten aan extrachromosomaal DNA. Daarmee wordt bedoeld DNA wat niet in het genoom zit. Dat kan zijn in de mitochondiën en in de chloroplasten. Het dient ook om bv de oorsprong van bepaalde zaadeigenschappen te achterhalen want delen van het zaad zijn maternaal, andere zijn embryonaal. Kruis je een bepaalde witte maissoort bv met een bepaalde rode zullen de zaden op de witte plant ook al rood zijn (en dus al zichtbaar in het zaadstadium). In de dierkunde worden deze kruisingen vaak uitgevoerd om eigenschappen te onderzoeken die geslachtsgebonden zijn want daar hebben we het X en Y chromosoom.
Om het kort te maken: die reciproke kruisingen kunnen verschillend zijn, maar niet noodzakelijk. Bij kruisingswerk met cactussen zijn er heel veel verassingen omdat er gewoonweg nog zo bitter weinig over hun genetica geweten is.
Wat ik er nog over weet uit enkele van mijn cursussen.
Kijk je hebt een zaadcel uit de meeldraden en een eicel in de stamper.
Die zaadcel bevat (bijna) alleen chromosomaal DNA (lijk bij de mens veel spermatozoïden waar bijna niks in zit.. alleen de genetische code.) Een eicel is echter veel groter en bevat naast chromosomaal DNA ook heel veel extrachromosomaal DNA (eicellen bevatten oa. (bij planten) chloroplasten, cytoplasma ed. (klaar om te delen en zich functioneel te maken in de kiemplant)) zaadcellen bevatten dit niet want dat is toch maar energieverspilling als je die dingen meezeult op weg naar de eicel.
Extrachromosomaal DNA wordt dus (bijna) uitsluitend overgedragen via de moeder plant (met de stamper) Dus kenmerken die een extrachromosomale oorsprong hebben kan je alleen via de moeder overdragen.
Nog een vb van specifieke overerving stelt zich bij soorten met mannelijke en vrouwelijke planten. (bij de mens heeft de man een XY geslachtschromosoom en de vrouw XX)
een man met een kenmerk gelegen op het Y-deel van het mannelijk gelslachtschromosoom geeft dit kenmerk enkel door aan zijn zonen en niet aan zijn dochters. (alle zonen bevatten echter dat kenmerk) Wil je dat kenmerk dan kan je dat enkel krijgen in zoonplanten uit kruisingen met een vaderplant met het kenmerk op het Y-chromosoom.
KORT: het gros van de uitwendige eigenschappen, van de plant, worden behouden in de nakomelingen (dus moet je niet weten wie de eicel en wie de zaadcel leverde)
sommige eigenschappen worden echter enkel via de moederplant of de vaderplant overgedragen (dus dan moet je uitzonderlijk weten wie de eicel en wie de zaadcel leverde)